Het principe ‘bewegen van proximaal naar distaal’ en het belang voor fysiotherapie en oefentherapie (artikel voor paramedici)

In de sport word veel aandacht besteed aan het verbeteren van de techniek. Het doel hiervan is tweeledig. Optimaliseren van het resultaat en blessure preventie. Een tennisser met een goede techniek kan zuiverder en harder slaan en heeft minder risico op blessures dan iemand met een gebrekkige techniek. Denk hierbij aan het te vroeg strekken van de elleboog bij de backhand en het ontstaan van elleboog klachten. Het is in de sport vrij gebruikelijk om de techniek aan te passen om klachten te voorkomen en op te lossen. Zouden we dit in de fysiotherapie en oefentherapie ook moeten doen en dan bij dagelijkse activiteiten?

Uit diverse onderzoeken en experimenten blijkt dat een effectieve bewegingsketen verloopt van proximaal naar distaal. Bij bewegingen als werpen, schoppen, springen en slaan, maar ook bij pianospelen, reiken en grijpen zijn metingen en analyses van de timing van de pieksnelheid in de op elkaar volgende gewrichten gedaan en metingen van spieractiviteit. Hierbij is gebruik gemaakt van EMG waaruit de proximale naar distale sequentie blijkt.

Deze bevindingen kunnen interessant zijn voor fysiotherapeuten en oefentherapeuten. Een verstoring van de bewegingsketen kan een oorzaak zijn voor het ontstaan en in stand houden van fysieke klachten. Denk bijvoorbeeld aan het optrekken van de schoudergordel bij een eenvoudige armbeweging. Als het ‘optillen van de arm’ gepaard gaat met het optrekken van de schoudergordel in plaats van dat de beweging zuiver plaatsvindt in het glenohumeraal gewricht dan heeft dit consequenties voor het spiergebruik. En dus voor de bewegingsketen. De m. levator scapula en m. trapezius p. descendens worden dan armheffers in plaats van de m. deltoideus. Als dit een geautomatiseerd patroon is dan gebeurt het bij iedere armbeweging. Dit vergroot de kans op klachten in nek en schoudergordel aanzienlijk. Een ander voorbeeld is het onvoldoende gebruiken van de heupgewrichten. Wordt de heup onvoldoende geflecteerd en geëxtendeerd tijdens lopen en bukken dan zal de beweging van het lopen en bukken uit een of meerdere aangrenzende gewrichten moeten komen. Dit kan bijvoorbeeld zorgen voor overmatige rotatie en lateroflexie in de lumbale wervelkolom. Ook hier geldt dat als dit een geautomatiseerd patroon is, dit bij iedere loop- en bukbeweging gebeurt. Dit kan op den duur klachten veroorzaken.

Als klachten veroorzaakt worden door een verstoring in de bewegingsketen dan lijkt het logisch dat hier aandacht aan wordt besteedt in de behandeling. Maar hoe weet je of een bewegingsketen verstoord is? En of er een relatie is met de klachten?

De manier om hier achter te komen is observatie en analyse. Door te observeren hoe een beweging wordt uitgevoerd kun je zien of deze verloopt van proximaal naar distaal. Een bruikbaar punt om naar te kijken is bijvoorbeeld de vorm van de wervelkolom. Over het algemeen kun je stellen dat de wervelkom in de fysiologische curven staat / beweegt bij de inzet van de beweging. De eerste zichtbare beweging vindt dan plaats in de heupen of het glenohumeraal gewricht, aangezien dit het meest proximale gewricht is van respectievelijk de benen en de armen.

Door middel van analyse kun je nagaan of er een verband bestaat tussen hetgeen je hebt geobserveerd en de klachten. Zo zou een klacht in de enkel het gevolg kunnen zijn van een hyperextensie en lateroflexie van de lumbale wervelkolom, adductie en endorotatie van het heupgewricht, exorotatie in het kniegewricht met als uiteindelijk gevolg een doorgezakt lengtegewelf.

Het kan lastig zijn om een goede observatie van een patiënt te maken terwijl deze ‘live’ een beweging uitvoert. En handig hulpmiddel hierbij kan zijn om een filmpje te maken zodat je het rustig kunt bekijken, vertraagd kunt afspelen en terugspoelen. In het leerproces kan het voor de patiënt ook erg verhelderend zijn om het samen terug te kijken.

Interfysiek verzorgt cursussen over bewegingsketens. Wil je hier meer over leren? Kijk dan eens op https://www.interfysiek.nl/post-hbo-cursussen/

Literatuur:

  • Resende et.al. Increased unilateral foot pronation affects lower limbs and pelvic biomechanics during walking. Gait and posture 2015        
  • Serrien et.al. The proximal-to-distal sequence in upper-limb motions on multiple levels and time scales. Elsevier 2017
  • Pinto et.al.Bilateral and unilateral increases in calcaneal eversion affect pelvic alignment in standing position. Elsevier 2008
This entry was posted in Algemeen. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

1 × een =

*

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.